Euoplocephalus

08-03-2015 17:02

Euoplocephalus


Euoplocephalus

is een fossiel geslacht van plantenetende en zwaar bepantserde ornithischische dinosauriers, behorende tot de Ankylosauria, dat tijdens het Laat-Krijt leefde in het gebied van het huidige Noord-Amerika.

De eerste fossielen van Euoplocephalus zijn in 1897 gevonden in Canada. In 1902

werden deze benoemd als de typesoort Euoplocephalus,De naam betekend Goedgepanserde Kop.

In het begin van de twintigste eeuw zijn nog veel meer van dit soort fossielen in Noord-Amerika gevonden en vaak benoemd als aparte geslachten. Op het eind van de eeuw wees men die vondsten allemaal aan Euoplocephalus toe.


Euoplocephalus

werd vijf tot zes meter lang en ruim twee ton zwaar. Hij had een zeer platte schijfvormige romp die rustte op vier korte stevige poten aan de uiterste voorkant en achterkant. Een dikke lange nek droeg een stompe naar beneden gekromde kop. Met een brede hoornsnavel werden allerlei planten afgebeten om in de enorme buikholte verteerd te worden. Net als andere leden van de Ankylosauridae

verdedigde Euoplocephalus zich met een benige knots op het einde van de staart. Zijn lichaam en vooral de kop werd verder beschermd door een groot aantal kleine beenschubben. Rijen grote ovale beenplaten met bovenop een scherpe snijrand liepen over nek, romp en staartbasis naar achteren. De nek was ook omgeven door twee beenringen.

Op 18 augustus 1897 vond paleontoloog Lauwrence Morris Lambe

het eerste fossiel van Euoplocephalus in het gebied van het huidige dinosaur provincial park in Albera. De precieze locatie is tegenwoordig niet meer bekend, maar werd indertijd aangegeven als de oostelijke oever van de Red Deer River waar de Berry creek erin uitmondt.

De schedel van Euoplocephalus is een gedrongen constructie, breder dan lang.

Het achterhoofd vormt in bovenaanzicht een bijna rechte rand waarvan de uiteinden, bekroond door hoorns.

In zijaanzicht is de schedel erg plat. Dat wordt wat verhuld door de grote afhangende hoorns.

De onderkaak, die maar van enkele exemplaren bekend is, is een krachtige en hoge maar ook zeer complexe structuur. Zij heeft een lengte van ongeveer 70 tot 80% van de schedel. In het midden ervan vormt het tanddragend bot.

De tanden van Euoplocephalus zijn opvallend klein ten opzichte van de schedel, met een maximale lengte en breedte van slechts 7,5 millimeter. De premaxillaire tanden ontbreken geheel. Gezien de variabiliteit in het aantal maxillaire tanden van de bovenkaak varieert het totaal voor de kop tussen de tachtig en negentig. Tussen de maxillaire en dentaire tanden is geen verschil in vorm.

De indeling van de wervelkolom is niet met zekerheid bekend. Er zijn minstens zeven halswervels en elf niet-vergroeide ruggenwervels. De laatste vier ruggenwervels zijn meestal vergroeid met elkaar en het heiligbeen en zijn dus dorsosacrale wervels. Het aantal sacrale wervels in engere zin beloopt drie. Achter het heiligbeen is altijd nog minstens één caudosacrale wervel van de staart vergroeid zodat het totaal aan sacrale wervels in ruime zin meestal acht bedraagt. Bij sommige exemplaren ligt dit echter hoger; vermoedelijk oudere dieren.


Euoplocephalus

is gepantserd met huidverbeningen ofwel osteodermen, die geen deel uitmaken van het eigenlijke skelet. De osteodermen van de schedel, de caputegulae, zijn het best bekend omdat ze, volledig met de schedelelementen vergroeid, zich meestal nog in hun oorspronkelijke positie bevinden.

De osteodermen van de staartknots maken het grootste deel van de massa van dat orgaan uit. Links en rechts bevindt zich een grote afgeplatte lob die bij Euoplocephalus in bovenaanzicht een rond profiel heeft, niet een driehoekig zoals bij sommige verwanten.


Euoplocephalus

leefde in een vrij natte kustvlakte op de oostkust van Laramidia met warme zomers maar koele winters. Het kustgebied werd gekenmerkt door moerassen en brede rivieren, meer landinwaarts waren er dicht beboste drogere heuvels. Uit de Dinosaur Park Formation is een groot aantal dinosauriërs bekend.


Euoplocephalus

zocht zijn eten vermoedelijk dicht bij de grond. Zijn lange nek stond nog een verticaal bereik van bijna twee meter toe, maar zich op zijn achterpoten verheffen kon hij niet. De brede bek duidt erop dat hij zoveel mogelijk laagwaardig plantenmateriaal met zijn snavel afbeet om dat, wellicht met behulp van Grastolieten ofwel maagstenen, in de enorme buikholte te verteren. Door een zeer lang darmtraject konden de Dermbacterien ook uit moeilijk te verwerken planten toch nog redelijk wat energie halen. Omdat hij bijna alles wat groeide kon eten, hoefde Euoplocephalus niet ver te lopen. Zijn lichaamsbouw wijst niet op een zeer actief leven.

Van Euoplocephalus zijn geen eieren, nesten, broedkolonies of seksuele dimorfie bekend. Het is niet duidelijk of het dier solitair leefde of in kudden.

https://www.google.be/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=video&cd=4&cad=rja&uact=8&ved=0CC0QtwIwAw&url=http%3A%2F%2Fwww.youtube.com%2Fwatch%3Fv%3DEpLYHxqQvdQ&ei=cnH8VKrJAeaw7Abd34CwCQ&usg=AFQjCNEhcmt0s538e5x8uWnVq8ZI-JKmyA